De Appel bestaat uit ongeveer 50 soorten en een groot aantal cultivars. Voor bonsai doeleinden krijgen de wilde appelsoorten de voorkeur, met mooi klein fruit in verschillende kleuren en vormen.

Dikwijls wordt de wilde Appel gewoon Appel genoemd. In de lente produceren ze mooie witte of rosige bloemen met 5 bloemblaadjes en in de herfst decoreert het prachtige fruit de boom. Wilde appels zijn kleine loofbomen of struiken met ovale of elliptische bladeren die soms ook gelobt kunnen zijn en die in een alternerend patroon groeien. Ze zijn inheems in de noordelijke gematigde zones en zijn vorst tolerant. De populairste wilde appel soorten zijn Malus halliana, Malus x zumi, Malus Toringo, Malus sylvestris, Malus floribunda, Malus baccata en Malus cerasifera, maar er zijn er nog veel meer die kunnen gebruikt worden.

Gebruik onze Bonsai-identificatie gids om je boomsoort te achterhalen.

 

Specifieke Bonsai verzorgingsrichtlijnen voor de Appel

Positie: De Appel Bonsai heeft veel zonlicht nodig, plaats de boom dus buiten in de volle zon. Let wel op bescherming tegen sterke hitte, plaats hem bijvoorbeeld dus best niet voor een muur die opwarmt gedurende de dag. De boom is vorst resistent maar wilde Appels die in een bonsai container geplant zijn zouden voor de veiligheid toch tegen de sterkste vorst beschermd moeten worden.

Bewatering: Een Appel bonsai heeft veel water nodig gedurende het groeiseizoen en mag niet uitdrogen, zeker niet in de bloei of als hij fruit draagt. Dit fruit zal hij laten vallen als er niet op tijd voldoende water gegeven wordt. In de winter moet de Appel lichtjes vochtig gehouden worden. Appels houden niet van zuur water en grond, dus in de meeste gevallen is kraanwater goed genoeg voor de watergifte.

Bemesting: Geef vaste organische meststoffen iedere 4 weken of gebruik iedere week een gebalanceerde vloeibare meststof gedurende het groeiseizoen. Let er op om tijdens de bloei of de groei van fruit geen stikstofrijke meststof te geven omdat dit de boom aanmoedigt om sterk te groeien in plaats van fruit te produceren. Geef de vloeibare meststof steeds op een vochtige grond.

Snoeien en bedraden: Snoei de wilde Appel in de late herfst, nadat de bladeren gevallen zijn. Dan zijn de blad- en bloemknoppen gemakkelijk te identificeren en kan je er zo zorg voor dragen niet alle bloemknoppen weg te snoeien. Gedurende het groeiseizoen snoei je de nieuwe groei terug tot 1 of 2 bladeren als ze te lang of te dik worden. Als de boom zeer veel fruit produceert verwijder je uit ieder cluster alle fruit behalve 1 om de boom niet al te zeer te verzwakken. Jongere takken en twijgen kunnen bedraad worden maar de oudere takken zijn nogal broos dus dan kan je ze beter vormen met spandraden.

Verpotten: Jonge Appel bomen zouden jaarlijks in de lente verpot moeten worden, oudere bomen iedere 2 tot 3 jaar. Als de boom zwakker wordt is het belangrijk om te verpotten en de wortels te snoeien. Omdat de Appel bonsai veel water en voedingsstoffen nodig heeft, kies je best een iets grotere pot en gebruik je substraat dat water kan vasthouden maar toch nog goed drainerend is.

Vermeerdering: De Appel als Bonsai boom kan gemakkelijk vermeerderd worden uit zaad en stekken. Marcotteren is ook mogelijk.

Plagen en ziektes: Helaas wordt de wilde Appel, zoals de meeste leden van de Rosaceae familie, aangevallen door een groot aantal plagen en ziektes. Bladluizen, schildluizen, wolluizen en rupsen kunnen handmatig verwijderd worden en/of onder controle gehouden worden met een specifiek insecticide. Rode spinnenmijten behandel je met een acaricide. Als meeldauw of roest optreedt is een specifiek schimmeldodend middel nodig. Appel bonsai zijn ook dikwijls door kanker aangetast. De door kanker aangetaste delen van de boom moeten afgesneden worden, wonden moeten zorgvuldig verzegeld worden en gereedschap ontsmet. Gebruik preventief een fungicide op koperbasis.

Bekijk onze Bonsai verzorging pagina's voor meer gedetailleerde informatie over deze technieken.

 

Voorbeeld van een wilde Appel, Malus Bonsai

Appel Bonsai